Standard & Poor’s (S&P) heeft de kredietstatus van
Le Petit Refuge verhoogd. Redenen voor de verhoging zijn de goed gevulde
reserveringsportefeuille voor de komende zomer en de onvoorwaardelijke keuze
voor kwaliteit en kleinschaligheid. De junkstatus had Le Petit Refuge al lang
verlaten, nu is een flinke stap gezet in de richting van de triple A-status.
Beleggers reageerden enthousiast op het nieuws en zijn kennelijk al vergeten
dat Le Petit Refuge in het begin met veel argwaan werd bekeken. De positieve
stemming werd verder aangewakkerd door een korte toespraak van topman Antoine
Joosten. De flamboyante eigenaar van Le Petit Refuge, die altijd goed is voor
een paar pittige uitspraken, zei onder meer de sceptici de mond te blijven
snoeren door keihard te blijven werken en van Le Petit Refuge het gedroomde
paradijs voor wandelaars in de Pyreneeën te maken. De tweede badkamer was een
belangrijke toevoeging, maar er gaat dit jaar nog meer gebeuren aan het huis,
zo beloofde hij. Joosten wilde echter niet zeggen wat. Beleggers kregen door de
woorden van de topman het vertrouwen dat Le Petit Refuge geen eendagsvlieg is,
maar een schitterend verblijf in de Franse Pyreneeën met een gouden toekomst.
Het aandeel Le Petit Refuge sloot gisteren vijf procent hoger.
woensdag 30 mei 2012
maandag 28 mei 2012
Only the rocks live forever
Centennial. Een Amerikaanse TV-serie, die ook op de
Nederlandse TV was te zien. Ik meen aan het eind van de jaren zeventig. Een
serie over het ontstaan en de ontwikkeling van het stadje Centennial. In feite
een serie over het ontstaan van het moderne Amerika. Een van de eerste series
ook waarin Indianen niet voortdurend werden afgeschilderd als idioten en
gevaarlijke gekken. Destijds heb ik meer dan twintig uur lang gesmuld van een
serie die voor mij voor een groot deel ging over dromen en het realiseren
daarvan. Natuurlijk, het was Amerikaans, misschien wat overtrokken allemaal,
maar ik genoot ervan. Sterker nog, ik ging er helemaal in op. In de loop van de
jaren vergat ik Centennial. Tot ik er een jaar of vijf geleden weer eens
aan dacht. “Wat zou het mooi zijn als ik de serie nog eens kan bekijken op dvd”,
dacht ik. Alle TV-series worden op dvd uitgebracht, van Swiebertje tot Friends.
Wie schetst mijn verbazing: Geen Centennial op dvd. Tot een jaar of drie
geleden. Ik was er als de kippen bij. Een paar lange TV-avonden volgden en
weer, net als dertig jaar geleden, genoot ik met volle teugen.
Waarom ik dit vertel? Nou, het eerste deel van de serie
draagt de titel “Only the rocks live forever”. Het is een gezegde van de
indianen, ik meen van de Arapaho-stam. Alleen de rotsen (van de Rocky
Mountains) zijn er voor de eeuwigheid, wij zelf zijn hier maar tijdelijk. En wat
ze in het verlengde ervan wilden zeggen is dat je je niet druk moet maken om
hoe lang je leeft maar om hoe je leeft. Only the rocks live forever, een
gezegde dat staat als een rots. Enkele weken geleden heb ik het gezegde tot
lijfspreuk van Le Petit Refuge gemaakt, al heb ik hem wel toegespitst op een
aangepast aan mijn eigen bergen: Only
the Pyrenean rocks live forever. De Pyreneeën zullen altijd blijven bestaan. Ik
niet. Ik ben een passant. Laat ik me druk maken om hoe ik Le Petit Refuge vorm
geef. Met hoofd en hart. De spreuk hangt, ingelijst en wel, in Le Petit Refuge.
Keurig.
dinsdag 22 mei 2012
Het lukt niet (hij en ik)
Hij: Wat lukt er niet, Ton? Zeg het maar.
Ik: Nou, vooruit. Omdat je het zo graag wilt weten, zal ik
het vertellen. Het is een lastig onderwerp nochtans.
Hij: Laten we dan beginnen bij het begin. Waar gaan we het
over hebben?
Ik: Over de nietigheid van de mens.
Hij: Interessant onderwerp. Wat wil je erover kwijt?
Ik: Ik wil het hebben over de nietigheid van de mens in
relatie tot de Pyreneeën.
Hij: Ik ben benieuwd.
Ik: Nou, het zit zo. Het wil maar niet lukken met de
nietigheid bij mij. Ik voel me niet nietig als ik door de Pyreneeën loop. Ik
ben op heel wat toppen geweest, zelfs de hoogste, maar ondanks de imposante
bergen en de overweldigende uitzichten heb ik nooit de nietigheid van de mens
mogen ervaren. Het lukt gewoon niet.
Hij: En wat is nu je punt?
Ik: Mijn punt is dat dit niet strookt met wat de overgrote
meerderheid ervaart. Vrijwel iedereen ervaart de nietigheid van de mens als de
top van een berg is bereikt. “En als je dan op de top staat, ervaar je de
nietigheid van de mens”, zo klinkt het in alle reisverslagen.
Hij: Ik onderbreek je heel even, Ton. We spreken bij deze af
dat we het niet gaan hebben over reisverslagen, wandelverslagen en
tochtverslagen. Je weet dat ik daar allergisch voor ben. Doe me een lol!
Ik: Maak je geen zorgen, we zitten wat dat betreft op één
lijn. Even verder over die nietigheid. Het lijkt iets te zijn wat er als
vanzelfsprekend bij is gaan horen. Als je iemand ontmoet, geef je een hand. Als
je op een top staat, ervaar je de nietigheid van de mens. Het heeft iets van
beleefdheid. Je behoort je nietig te voelen. Nou, daar zit ik dus mee. Geen
nietigheid bij mij.
Hij: In het geheel niet?
Ik: Nee, helemaal niet.
Hij: Laat ik het dan anders vragen. Wat ervaar je dan wel
als je op een top staat?
Ik: Goeie vraag.
Hij: Dank je. Sta ik ook wel een beetje om bekend, dacht ik
zo.
Ik: Verbeeld je maar niet teveel. Maar nu je vraag.
Blijdschap ervaar ik vaak. Over dat het allemaal goed is gegaan, dat ik heb
genoten van de weg naar de top en dat ik de top uiteindelijk heb bereikt. Een
gevoel van voldoening moet ik het misschien noemen. Maar wat ik vooral voel is
dat ik bevoorrecht ben.
Hij: Bevoorrecht?
Ik: Ja, ik voel me bevoorrecht dat ik dit allemaal mag
meemaken. Dat ik in de Pyreneeën aan het wandelen ben en mag genieten van al
het moois wat de Pyreneeën prijs geven. En weliswaar ben ik het zelf die zich
in die bevoorrechte positie heeft gebracht, toch voel ik me heel bevoorrecht.
Dat is het overheersende gevoel bij mij. Weet je wat ik nog meer voel?
Hij: Nee, maar ik heb zo het gevoel dat je dat nu gaat
vertellen.
Ik: Inderdaad. Verbazing is er vaak. Over wat ik zie. De
vormen van de bergen, de kleuren, het licht. Ik kijk mijn ogen uit. En verder
is er een gevoel van rust als de top is bereikt. De inspanning is voorbij, ik
kan me helemaal concentreren op en zelfs opgaan in wat ik zie. Alle andere
zaken die in het leven spelen, bestaan niet meer. De Pyreneeën en ik. Ik en de
Pyreneeën. Verder niks. Niks denken, alleen nog maar ervaren. Ik onderga de
Pyreneeën. Het mooiste wat er is.
Hij: En voor de nietigheid is geen plaats?
Ik: Eigenlijk geef je zelf het antwoord al. Ik zou het zo
willen zeggen: ik heb geen tijd om me nietig te voelen als ik op een top in de
Pyreneeën sta. Ik heb wel wat anders te doen. Ik wil er nog wel een kleine
nuance op aanbrengen.
Hij: Nuance? Nee, toch. Daar moet je in de Nederlandse
politiek mee aankomen tegenwoordig. Je wordt meteen uitgelachen. Maar dat
terzijde. Ga verder.
Ik: De nuance is dat ik het heb over nietigheid in de zin
van je klein, onbeduidend, zonder betekenis voelen tegenover de alom aanwezige,
monumentale bergen. Maar nietigheid in de vorm van kwetsbaar zijn heb ik wel
vaker ervaren. Het gevoel van overgeleverd zijn aan de elementen, bij voorbeeld
bij een zwaar noodweer in de Pyreneeën, het gevoel dat het met je is gebeurd
als de goden het willen. Dat gevoel heb ik wel vaker gehad.
Hij: Staat genoteerd. Nog even terug naar het begin van het
gesprek. Je zegt dat bijna iedereen die op een top staat de nietigheid van de
mens ervaart. Dus die zitten er allemaal naast?
Ik: Je begrijpt er helemaal niks van. Ik praat alleen over
mijn eigen ervaring en beleving. Die zijn niet beter dan die van anderen, wel
anders misschien. Nee, plaats voor nietigheid is er niet bij mij. Misschien
zijn de Pyreneeën niet hoog genoeg, misschien ligt het aan mij. Wie zal het
zeggen?
Hij: Jijzelf hopelijk!
Ik: Grapjas. Als ik op een top sta heb ik geen tijd voor de
nietigheid. Ik heb het druk met kijken en ervaren. Proberen vast te leggen wat ik
mooi vind, dat ook. En vooral genieten. Alleen de Pyreneeën tellen voor mij op
zo’n moment.
Hij: Duidelijke taal. Verrassend en verfrissend. Ik laat het
een tijdje op me inwerken, als je het goed vindt. Tot slot: heb je misschien
nog een laatste opmerking of boodschap aan al die mensen die wel de nietigheid
van de mens ervaren als ze in de Pyreneeën op een top staan?
Ik: Een boodschap niet, wel een vraag. Hebben jullie niks
beters te doen op een bergtop?
Hij: Zo ken ik je weer!
Ik: Dank je.
maandag 21 mei 2012
donderdag 17 mei 2012
Het mooiste pad van de Pyreneeën
De Couserans is een streek in de Franse Pyreneeën, die qua
ontwikkeling achter is gebleven bij andere gebieden in dit gebergte.
Bedrijvigheid is er niet, toerisme heeft niet de overhand gekregen. De
bergdorpen zijn grotendeels leeggelopen. Jonge mensen keerden de bergen de rug
toe en zochten hun heil elders. Wat overblijft zijn stille dorpen zonder
voorzieningen, waar nog wat bejaarden wonen. Hoe anders is dat geweest. Een
eeuw geleden maakte de mijnbouw gouden tijden mee. Vele honderden mannen
werkten hoog in de Pyreneeën onder moeilijke omstandigheden. Zij woonden met
hun gezinnen in dorpen die bloeiende gemeenschappen waren. De Vallée du Biros, in de westelijke punt van
de Couserans, was het centrum van de mijnbouw. Er werd op grote schaal zink en
lood gewonnen. De mijnen van Bentaillou en Bulard zijn al lang gesloten, maar
vervallen barakken, restanten van kabelbanen en verroeste wagonnetjes zijn er
nog en prikkelen de gedachten en fantasie van de wandelaar die zijn weg baant
in het grauwe gebergte. Het zijn de stille getuigen van een tijd dat er in de
Pyreneeën letterlijk op hoog niveau werd gewerkt. Onvoorstelbaar wat men heeft
gepresteerd. Sommige werken reikten zelfs tot boven de 2500 meter. Loop maar
eens naar de Port d’Urets (2534 m), een bergpas op de Frans-Spaanse grens. De
aan Spaanse zijde gewonnen delfstoffen werden “over de grens getild” en met een
kabelbaan richting het gehucht Eylie getransporteerd. Stel je voor dat je moest
werken in een van de gebouwen rond de Port d’Urets. Dan had je een aardige
wandeling voor de boeg. Hoogteverschil: ruim 1500 meter. Maar de mensen waren
in die tijd slim. Een prachtig pad creëerde men. Een pad dat niet de kortste
weg naar boven zoekt, maar dat voortdurend slingerend omhoog gaat. Geen enkele
passage is te steil, je kunt in een aangenaam ritme blijven lopen zonder stuk
te gaan. Het is alsof geleerden zich erover hebben gebogen en het pad hebben
afgestemd op wat een mens kan hebben. In een zetel word je naar de Port d’Urets
gedragen. Schitterend! Ik heb de route verschillende keren gelopen, ben nooit buiten adem geraakt en heb genoten van
elke stap. En van de omgeving natuurlijk. De arbeiders die destijds naar boven
gingen, zouden die ook hebben genoten van het mooiste pad van de Pyreneeën? Ik
denk het niet. Ze hadden wel wat anders aan hun hoofd.
zaterdag 12 mei 2012
Een katje dat wil leven
Als je niet dood wilt gaan, blijf dan maar leven
Vlakbij mijn huis, twee deuren verderop, leeft een groepje katten. Het zijn er nu een stuk of tien. Half verwilderd zijn ze. Nochtans worden ze elke dag gevoerd. Een oudere vrouw (80 is ze intussen) brengt steevast een grote emmer met pasta gemengd met wat vlees en de katten eten het maar al te graag op. Ze hebben het goed. Ze hoeven niks te doen om aan eten te komen en zijn veilig in een schuur, waar ze tegen elkaar kunnen kruipen. Erg blij ben ik niet met de situatie ook al zorgen ze bij mij niet voor overlast. Het zijn er al te veel en ze fokken vrolijk verder. De eigenaresse en ik zijn het met elkaar eens dat er geen katten meer bij mogen komen. Volgens haar moeten jongen meteen opgespoord worden en vervolgens "op transport worden gezet". Een enkele reis naar een mooie bestemming, zullen we maar zeggen. Door mij wordt intensief gesurveilleerd. Ik weet precies wat er gaande is en help met het vinden van de pasgeborenen. Ik maak ze niet dood, dat mag zij of haar familie doen. Zo ben ik ook wel weer. Het is niet anders, ik ga niet met de armen over elkaar zitten en wachten tot de boel volledig uit de hand loopt. Doelstelling is dat er geen katten meer bij komen en tot op heden is die doelstelling gehaald. Sinds mijn aankomst vorig jaar is het aantal katten gelijk gebleven.In april 2011 arriveerde ik in Ayet. Er liepen toen enkele jonge katjes rond. Drie in totaal. Twee donkere en één gevlekte. Ze waren al te oud, te snel en te verwilderd om nog in te grijpen. De gevlekte bleek een curieus geval. Klein, zwak, kale oren. Ze zag er lief uit, dat ook. Het gekste was, dat ze niet of nauwelijks bleek te groeien. Met de eigenaresse had ik het er wel eens over. Erg lang zou ze niet leven, veronderstelde ze. Te klein, te zwak, te afhankelijk. Door de andere katten werd ze genegeerd, ze ging haar eigen gang. Maar eten deed ze wel. En goed. Toen kwam de winter. Dat overleeft ze nooit, dacht ik. Maar ik vergiste me. Rochelend en snotterend kwam ze 's ochtends tevoorschijn, als de eerste zonnestralen de schuur raakten. Betraande ogen, verfrommelde oren. Eigenlijk geen gezicht, maar wel vertederend. Dapper hield ze stand. Ook de ijzige februarikou overleefde ze. In de loop van de tijd is er een soort band ontstaan tussen het kleine wonder en mij. We kennen elkaar en ze is graag bij mij. Het is de enige sociale kat van het stel. Ze dribbelt altijd achter me aan. Haar gezondheid baarde me wel zorgen. Eindeloos hoesten en snotteren. Ik moest eigenlijk een keer naar de dierenarts gaan, vond ik. Twijfel overheerste. "Laat het beestje toch, ze moet het zelf maar zien te redden", was één van de gedachten. Een paar weken geleden maakte ze een smak. Ik ben er niet bij geweest, maar ik veronderstel dat ze van de schuur is gevallen. Achterpoot lelijk geblesseerd, misschien wel gebroken. Ze liep heel moeilijk. Dit sterkte mij in de gedachte dat ik toch maar eens naar de dierenarts moest. De druppel kwam afgelopen donderdag. Ik zag dat ze gedekt werd door een van de katers. Niet meer getwijfeld en dezelfde dag nog naar de dierenarts in Saint-Girons. Zo ben ik ook wel weer. Heel moeilijk vond ik dit. Ernstige ademhalingsmoeilijkheden, eindeloos snotteren, abnormaal klein, kale oren en een gebroken poot. Probeer daar maar eens mee aan te komen. Het was niet moeilijk te bedenken wat de dierenarts zou gaan zeggen: "hopeloos, geef maar een spuitje". Ze had het moeilijk, het was ook gloeiend heet die dag. De dierenarts nam de tijd voor haar. Ze bleef rustig op de tafel liggen. Uitgeput, beduusd en vooral bang. Ze kreeg wat water en daarvan knapte ze een beetje op. Ik gaf wat informatie over haar en vertelde dat ze ongeveer veertien maanden oud is. Volgens de dierenarts had ze het formaat van een kat van vier maanden. Haar gewicht was de helft van dat van een volwassen kat. Verbazing alom over het kleine wonder. Andere artsen werden erbij gehaald om haar te bewonderen. "Ach, wat is ze lief", riep iedereen. Het goede nieuws stapelde zich op. De poot bleek niet gebroken, ze was al met al redelijk gezond. Ze was niet vermagerd, het was geen vel over been. Dat ze klein was, was niet het gevolg van een afwijking of ziekte. Ze was gewoon klein. Je hebt grote mensen en kleine mensen, er zijn grote katten en (erg) kleine katten. Ze kreeg antibiotica voor de ademhalingsproblemen en we spraken af dat ik over wat dagen terug zou komen voor de sterilisatie. De enige zorg waren de kale oren. Dat kan tot kanker leiden omdat de zon nu op de huid schijnt.
Eenmaal terug in Ayet, snelde ze terug naar haar "familie" en de veilige schuur. Maar de band tussen ons is alleen maar sterker geworden. Ik heb haar nu "geadopteerd". Een katje dat graag wil leven, maar dat nooit voor zichzelf zal kunnen zorgen, gaat een onbezorgde tijd tegemoet. Veel zal er niet veranderen. Ze blijft gewoon bij de andere katten, voor zover ze dat nog wil. Want meer en meer trekt ze weg uit de schuur. Ach ja, we zullen zien waar het op uit draait.
vrijdag 4 mei 2012
Van wandelaar tot pelgrim
Er schijnt een boek in omloop te zijn met de titel “Van wandelaar tot pelgrim”. Een mens kan zich ontwikkelen, is kennelijk de gedachte. Hij begint als wandelaar, een eenvoudig wezen dat de ene voet voor de andere zet en dat alsmaar herhaalt teneinde op de plaats van bestemming te komen. Een wandelaar is geen denker, hij doet eigenlijk maar wat. Maar er is hoop voor de wandelaar. Hij kan ontsnappen aan zijn simpele, doelloze bestaan door pelgrim te worden. Daar moet je wel wat voor doen. Je doet de wandelschoenen aan, een rugzak om, de huisdeur achter je dicht en je gaat op weg naar Santiago de Compostella. Binnen de kortste keren onderga je een gedaanteverwisseling. Allerlei verheven gedachten komen in je op en je gaat je intensief bezig houden met belangrijke vragen. Prachtig lijkt me dat. Geen wandelaar meer zijn , maar pelgrim. Stel je voor dat ik dat zou kunnen meemaken. Menige lange tocht heb ik in de Pyreneeën gemaakt. Een week of tien was het vaak, soms nog langer. Avonturen die een onuitwisbare indruk hebben gemaakt. De Pyreneeën hebben me keer op keer een spiegel voorgehouden en me genadeloos geconfronteerd met mijn angsten, beperkingen en grenzen. Het was niet altijd gemakkelijk om in die spiegel te kijken, maar ik heb het gedaan. En passant heb ik op bescheiden niveau nagedacht over bij voorbeeld wie ik ben, hoe ik met mensen omga, wat ik in dit leven wil. Gaandeweg is er iets van inzicht ontstaan en het mooie is, vind ik, dat ik naar dat inzicht heb gehandeld. En daarom woon ik nu in de Pyreneeën en daarom doe ik wat ik doe. Ach, ik weet het, het stelt allemaal niet zoveel voor. Ik ben tenslotte maar een wandelaar, die zijn best doet op amateurniveau. De pelgrim daarentegen heeft de hoogste trede bereikt. Pelgrimeren is je bewegen in de eredivisie van het wandelen. Zou ik ooit kunnen promoveren? Ja, stel je dat eens voor. Het zou wat zijn. Wat een verrijking van mijn troosteloze leven zou die sprong zijn!
Abonneren op:
Posts (Atom)